Ze komt mijn praktijk binnen op aanraden van de praktijkondersteuner. "Ik weet eigenlijk niet wat je voor me kunt doen," zegt ze eerlijk. "Vorig jaar heb ik mijn voeding goed aangepast. Het ging hartstikke goed. Maar sinds een gebeurtenis in december… is het weg. Ik heb het laten vieren en nu lukt het me niet meer om het op te pakken."
Ze vertelt dat ze weer een hele reep chocola eet in plaats van een stukje. Niet één broodje, maar alles wat er ligt. "Ik kan gewoon niet meer stoppen met eten."
“Die knop moet weer om,” zei de praktijkondersteuner. “En dat moet je toch echt zelf doen.”
In ons gesprek kijken we samen — met behulp van de ACT-matrix — naar wat er onder dat eetgedrag zit. Ze komt erachter dat ze al langere tijd veel stress ervaart op haar werk. En die stress neemt ze mee naar huis. "Dan ga ik sneller iets eten," zegt ze. "En dan kan ik niet meer stoppen."
Die gedachte — "ik kan niet stoppen" — voelt voor haar als een feit. Maar wat als het een gedachte is, in plaats van een waarheid?
We doen een korte oefening. We kijken samen naar die gedachte, alsof hij op een papiertje voor haar ligt. Niet om hem weg te duwen, maar om er even afstand van te nemen. En dan gebeurt er iets moois.
"Ik merk dat het maar een gedachte is," zegt ze. "Ik denk dat… en eigenlijk kan ik zelf kiezen wat ik doe."
Ze lacht. "Goh, wat grappig eigenlijk. Ik voel ineens weer wat lucht. Ik wil hiermee oefenen. Niet alleen met eten trouwens — ook op mijn werk. Vaker nee zeggen, terwijl ik nu steeds denk dat ik alles moet doen om goed genoeg te zijn."
“Ik ben blij dat ik toch gekomen ben,” zegt ze op het einde. “Mijn gedachte was: ik moet het alleen doen. En nu denk ik: ik mag best om hulp vragen.”